Het geluk van de monniken

Ooit, nog niet zo heel lang geleden, zat de abt van een klein klooster in zijn maag met het gedrag van drie van zijn monniken. De drie zaten altijd te ruziën over van alles en nog wat. Aangezien liefde, vrede en rust belangrijke pijlers waren binnen de traditie van het klooster, had de abt al van alles geprobeerd om het gedrag van de drie monniken te veranderen.

Hij had ze streng toegesproken, ze laten samenwerken aan verschillende projecten en ze een periode zo ver mogelijk bij elkaar vandaan gehouden. Niets hielp.

Op een avond laaide de discussie tussen de drie monniken hoog op over het onderwerp geluk. Dat was al de vijfde keer in een maand dat het onderwerp ter sprake kwam. Alle drie waren er van overtuigd dat ze een betere manier wisten om gelukkig te zijn dan de andere twee. En net als de vorige keren rolden de drie al snel over de grond in een poging de anderen te overtuigen van hun gelijk.

'Ik weet wat geluk is,' zuchtte de abt bij zichzelf, 'een klooster zonder jullie drie.' De abt schrok van zijn gedachten. Dat waren geen liefdevolle gedachten. Bovendien was wegsturen van de monniken ongehoord! Nog nooit in het eeuwenoude bestaan van de traditie, had een abt iemand weg gestuurd. Het klooster stond er juist om bekend dat iedereen altijd welkom was. Bovendien waren de drie monniken verreweg de meest vitale leden van zijn klooster en daarmee essentieel voor het runnen van het klooster.

Later die avond vroeg hij God om hulp. Hulp bij het veranderen van het gedrag van de monniken en vooral ook hulp bij zijn eigen houding. Hulp bij de hoogmoed van zijn gedachten dat hij beter zou weten wat geluk is dan God. Hulp bij het verkrijgen van voldoende vertrouwen in de plannen van God. Hulp bij het vermogen zich over te geven aan Gods wil... Hij mediteerde de hele nacht en toen de zon op het punt stond om op te komen, kreeg hij een belangrijk inzicht.

Direct na de ochtendgebeden riep hij de monniken bij zich. 'Het is duidelijk dat jullie van mening verschillen over wat geluk geeft en de anderen niet kunt overtuigen dat je standpunt beter is dan die van hen. Daarom stuur ik jullie op missie! Ieder van jullie mag de komende tijd de maatschappij in om op je eigen manier geluk te ervaren. En zodra je het hebt gevonden, verwacht ik je terug.'

Opgetogen pakten de drie een tas met wat ondergoed en wat geld voor de reis en de eerste nacht en liepen al kibbelend de poort uit. De eerste pakte de trein naar de grote stad, de tweede een bus naar een dorp bij de zee en de derde liep naar het dorpje waar hij geboren was.


Toen de eerste monnik in de stad op zoek ging naar een hotel om te overnachten, zag hij een winkel waar ze loten verkochten. Van het geld dat hij had meegekregen kocht hij een kraslot. Ter plekke kraste hij met zijn nagel het lot open en JA... er was een grote prijs op gevallen. 'Zie je wel dat ik weet wat geluk is,' dacht hij bij zichzelf.

De tweede monnik kwam bij het dorp aan en was overdonderd door de schoonheid van de omgeving. Van het geld dat hij bij zich had, kocht hij kwasten, verf en enkele schilderdoeken. Onmiddellijk begon hij de schoonheid van wat hij zag vast te leggen op het doek. 'Zie je wel dat ik weet wat geluk is,' dacht hij bij zichzelf.

De derde monnik kwam aan in zijn geboortedorp, kocht een bos bloemen en ging naar het huis van zijn ouders. Toen hij het tuinhekje wilde openen, riep een verwonderde vrouwenstem hem. Het bleek zijn oude buurmeisje te zijn, die inmiddels was uitgegroeid tot een prachtige vrouw. Ze gaf aan hoe verdrietig ze was geweest toen hij het klooster inging, omdat ze hem altijd stiekem bewonderd had, waarna ze zich smachtend in zijn armen wierp. 'Zie je wel dat ik weet wat geluk is,' dacht hij bij zichzelf.


De eerste monnik kocht van een deel van zijn geld een Lamborghini, een auto waar hij als jongen al van droomde. Het maakte hem volmaakt gelukkig. In ieder geval voor korte tijd, want al snel merkte hij dat hij meer wilde. Dus kocht hij een penthouse, met een jacuzzi op het balkon. Daar kon hij zich volledig ontspannen. Na enige tijd begon ook de jacuzzi te vervelen, maar gelukkig zag hij een advertentie voor een uniek, gouden Boeddhabeeld. Dat was wat hij nodig had. Wat een geluk!


De tweede monnik schilderde het ene na het andere schilderij. De ene nog mooier dan de andere. Hij verkocht ze aan toeristen, zodat hij voldoende geld had om nieuwe doeken en verf te kopen. Maar na enige tijd merkte hij dat zijn inspiratie opraakte. Hij had elk vergezicht rond het dorp al eens geschilderd en sommige zelfs al wel vijf keer. Het werd een beetje een sleur. Tot hij op een dag een ingeving kreeg: hij kon beter gaan beeldhouwen; dat was zijn ding! Van het beetje geld wat hij gespaard had, kocht hij een hamer, enkele beitels en een grote steen. Hij zag de vorm van het beeld al voor zich. Wat een geluk!


De derde man trok bij zijn ouders in. Ze waren al oud en hadden de nodige verzorging nodig. Een taak die de man met dankbaarheid op zich nam. Zijn ouders prezen hem de hemel in; wat een geluk om zo'n onbaatzuchtige zoon te hebben. Maar al snel werd de verzorging een gewoonte en ging het prijzen van zijn ouders over in klagen als hij het even niet naar hun zin deed. Dat ging de monnik steeds meer tegen staan. Maar gelukkig had hij een oplossing. Op een mooie zomeravond vroeg hij zijn oude buurmeisje ten huwelijk. Ze zei ja en ze besloten een eigen huisje iets verderop te kopen om een eigen gezin te stichten. Wat een geluk!


Op een dag stond er een deurwaarder voor de deur van de eerste monnik. In zijn jacht naar geluk had hij niet alleen al het geld er door gejaagd, maar ook grote schulden gemaakt. Het penthouse, de sportwagen en het Boeddhabeeld werden verkocht en de monnik bleef berooid achter. Hij besefte dat al zijn aankopen hem slechts tijdelijk geluk hadden gebracht en gedesillusioneerd ging hij terug naar het klooster.

De tweede monnik beoefende elke vorm van kunst die hij kon bedenken. En elke keer ging zijn gevoel van geluk door het creëren van kunstwerken over in een gevoel van moedeloosheid als de inspiratie verdween. Hij besefte dat zijn geluk niet blijvend was en vertrok gedesillusioneerd naar het klooster.

De derde monnik had een goede tijd met zijn vrouw. Hij werkte hard om in haar behoeften te voorzien en was gelukkig met alle lofprijzing die hij er voor terug kreeg. Maar naarmate de tijd vorderde begon zijn vrouw steeds meer te klagen. Ze wilde een kind, maar dat wilde nog niet zo lukken. Ze wilde vakantie en nieuwe kleren, maar zijn loon was daarvoor niet hoog genoeg. Bovendien besteedde hij nog veel te veel tijd aan zijn ouders. De monnik realiseerde zich dat geluk dat afhangt van relaties met en het prijzen door anderen, vergankelijk is. En toen zijn vrouw er niet veel later vandoor ging met een ambtenaar, ging ook hij gedesillusioneerd op weg naar het klooster.


De monniken kwamen gelijktijdig aan bij het ondertussen in verval geraakte klooster. Daar werden ze met open armen ontvangen door de abt. Na een goede maaltijd en een moment van rust, kwamen ze bij elkaar om hun gekibbel over geluk voort te zetten.


Wie vond volgens jou het meeste geluk?

Privacy, cookies & reclame
e f